zaterdag 30 januari 2010

dagnotities 30 januari 2009

Dit weekend in ieder geval in de ban van het wk wielrennen op natuurijs te Tabor (Tsj)



Het cyclocrossen is in het begin van 1900 ontsproten uit het brein van de Fransman Daniel Gousseau, een jonge soldaat, die zijn fiets gebruikte om door de bossen te rijden, terwijl zijn generaal dat te paard deed. Gousseau bracht zijn passie eerst over op zijn vrienden en vervolgens op tientallen andere mensen, die deze aangename winteractiviteit ook wel wenstte te beleven. In 1902 organiseerde Gousseau het eerste nationale kampioenschap, dat gewonnen werd door De Baeder. De doorbraak van cyclocross mogen we toeschrijven aan Octave Lapize, die na zijn eindoverwinning in de Ronde van Frankrijk 1910 vertelde dat hij zijn succes te danken had aan de trainingen, die hij de winter voordien in het veld gedaan had.

Het eerste Internationale Criterium werd georganiseerd in Parijs in 1924, maar het was pas in 1950 dat cyclocross officieel erkend werd als onderdeel van de wielersport. In dat jaar werd ook het eerste wereldkampioenschap georganiseerd. De winnaar was niemand minder dan Jean Robic.



Bretagne sans mer

zelfs de meeuwen
skreeuwen hier
in krakend dialect

de fiets Robic
je had haar beter
neergelegd

zwaar als het leven
een lederen hoofd

rustend
in het veld

---

ondertussen hopend op de revival het één & ander




---

vrijdag 29 januari 2010

de vanger in het graan (2006)



het regende in New York
& een meisje danste

één voet op het trotoir
de ander in de goot

tot ze plots het liedje staakte
dat ze zojuist
zichzelf nog floot

zoals alles ooit
als ademen begon

donderdag 28 januari 2010

J D Salinger overleden



J.D. Salinger, de auteur van 'The Catcher in the Rye' en andere Amerikaanse klassieken, is gisteren op 91-jarige leeftijd in New Hampshire overleden.

Het valt een mens te vergeven als hij tot begin 2009 dacht dat J.D. Salinger, schrijver van The Catcher in the Rye (1951) en een handvol klassieke korte verhalen, al jaren dood was. De beroemdste kluizenaar van de wereldliteratuur had sinds 1965 niets meer gepubliceerd en was sinds 1980 niet meer geïnterviewd. De tijd dat bladen reporters naar Cornish, New Hampshire stuurden om de nukkige baas van zijn besneeuwde heuvel te lokken, lag in een ver verleden. De schrijver had bijna voor elkaar wat hij beoogde: vergeten te zijn.

lees verder op de site van nrcboeken - zie onder andere ook de papieren man

dinsdag 26 januari 2010

uit het schetsboek geklapt



hoe bedoel je

dit doet jou niet
aan paaseiland denken

Borstal Boy



Boekverfilmingen. Hoewel ze doorgaans altijd minder zijn dan het boek, om welke reden dan ook, blijf ik er toch altijd een zwak voor hebben. Benieuwd welke beelden er bij een ander opgeroepen worden. & je weet het natuurlijk maar nooit, voor het zelfde geld krijgt Being there er een broetje bij. Maar nu het beeld aan Borstal Boy. Hoewel de woorden inspired by - al het één en ander doen vermoeden.

bibliotheca Jürgiana - & het sporadische kinderboek

Aangezien ik vroeger toch vooral een bibliotheeklezer was, bezit ik weinig kinderboeken. De enkele die ik heb, zijn aangeschaft om twee redenen: vanuit nostalgisch oogpunt, waarbij gedacht kan worden aan Dik Trom, De koning van Katoren & Oorlogswinter, of omdat de schrijver alhier verzameld wordt. Vandaag een drietal kinderboeken uit die laatste categorie.


De Bezige Bij 2008



De Bezige Bij 1995 (vierde druk)


Prometheus 2001

maandag 25 januari 2010

dagnotities 25 januari 2010 - Robert Burns



Geboortedag van Robert Burns (1759-1796) - neem eens een kijkje op http://www.robertburns.org/ - voor zijn complete werken & encyclopedie

zondag 24 januari 2010

gastdichter : Charles Bukowski



I met a genius on the train
today
about 6 years old,
he sat beside me
and as the train
ran down along the coast
we came to the ocean
and then he looked at me
and said,

it's not pretty.

it was the first time I'd
realized
that.

© Charles Bukowski

uit: At terror street and agony way - 1968 uitgegeven door Black Sparrow Press

vrijdag 22 januari 2010

dagnotities 22 januari 2010

Op 22 januari 1978 noteerde Roland Barthes in zijn rouwdagboek 'Eenzaamheid trekt me niet, maar ik heb er behoefte aan' - geen woord meer, geen woord minder

De dag na het overlijden van zijn vierentachtigjarige moeder, 26 oktober 1977, begint de prominente Franse intellectueel Roland Barthes een rouwdagboek. Heel zijn leven heeft Barthes bij zijn moeder gewoond en de keren dat hij werk aanvaardde in het buitenland, verhuisde zij met hem mee. Zij was alles voor hem en hij alles voor haar. Haar dood brengt dan ook wanhoop en verdriet. Hij zal nooit meer dezelfde zijn als voor haar overlijden.

Barthes schrijft over herkenbare zaken, zoals de angst zich iemands stem niet meer te kunnen herinneren, of het in onbruik raken van de lievelingswoordjes die je met de ander deelde. Als bij de bakker de verkoopster hem een brood aanreikt en ‘voilà’ zegt op de manier waarop zijn moeder dat ook zei, krijgt hij het even te kwaad. Rouwdagboek is een onthutsend en intiem boek over verdriet. Maar het reikt veel verder dan alleen persoonlijke herinneringen; het heeft een universele dimensie: we dragen allemaal verdriet met ons mee. Iedereen die een dierbare verloren heeft, zal dit boek als een troost ervaren en het aan zijn of haar hart drukken.
bron : site meulenhoff

----

donderdag 21 januari 2010

Willem Bijsterbosch (1955 - 2010)

Afgelopen maandag overleed de dichter-schrijver Willem Bijsterbosch. Bijsterbosch publiceerde tussen 1981 en 1997 acht titels, voornamelijk korte romans. De laatste jaren schreef hij misschien nog wel, maar publiceren wilde hij waarschijnlijk niet meer. In de jaren negentig ging hij in de verpleging werken, maar de druk en de omgeving grepen hem te zeer aan. Het heeft hem, bijna letterlijk, gesloopt. Lees verder op artistiek bureau

woensdag 20 januari 2010

dagnotitites 20 januari 2010

Er zijn zo van die nummers waar je als kind geen genoeg van kon krijgen & die dus met recht grijsgedraaid werden. Aangezien ik op één of andere manier weinig aansluiting vond bij de toen hedendaagse muziek (we spreken over begin jaren tachtig) zocht ik mijn heil in de platenkoffers van mijn ouders. Zo af en toe zal ik daar eens een nummer uitlichten. Vandaag :

The Ballad of Ira Hayes

Chorus:
Call him drunken Ira Hayes
He won't answer anymore
Not the whiskey drinkin' Indian
Nor the Marine that went to war

Gather round me people there's a story I would tell
About a brave young Indian you should remember well
From the land of the Pima Indian
A proud and noble band
Who farmed the Phoenix valley in Arizona land

Down the ditches for a thousand years
The water grew Ira's peoples' crops
'Till the white man stole the water rights
And the sparklin' water stopped

Now Ira's folks were hungry
And their land grew crops of weeds
When war came, Ira volunteered
And forgot the white man's greed

Chorus

There they battled up Iwo Jima's hill,
Two hundred and fifty men
But only twenty-seven lived
To walk back down again

And when the fight was over
And when Old Glory raised
Among the men who held it high
Was the Indian, Ira Hayes

Chorus

Ira returned a hero
Celebrated through the land
He was wined and speeched and honored;
Everybody shook his hand

But he was just a Pima Indian
No water, no crops, no chance
At home nobody cared what Ira'd done
And when he did the Indians dance

Chorus

Then Ira started drinkin' hard;
Jail was often his home
They'd let him raise the flag and lower it
like you'd throw a dog a bone!

He died drunk one mornin'
Alone in the land he fought to save
Two inches of water in a lonely ditch
Was a grave for Ira Hayes

Chorus

Yeah, call him drunken Ira Hayes
But his land is just as dry
And his ghost is lyin' thirsty
In the ditch where Ira died



written by : Peter LaFarge

---



Ira Hayes (12 januari 1923 - 24 januari 1955) was een Amerikaans marinier die één van de helden werd van de strijd om Iwo Jima tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vooral het feit dat hij op de foto stond van Joe Rosenthal bij het plaatsen van de Amerikaanse vlag.

Hayes werd geboren in het indianenreservaat Gila River in Arizona en was lid van de Pima stam. In 1942 verliet hij school om zich in te schrijven bij de marine. Hij werd getraind als paratrooper en kreeg de bijnaam "opperhoofd vallende wolk". Al snel werd hij naar de strijd in Japan gestuurd om deel te nemen aan de verovering van het eiland Iwo Jima. Op 23 februari 1945 was hij een van de mannen die door fotograaf Joe Rosenthal werden vereeuwigd bij het plaatsen van de 2e vlag op Mount Suribachi. Deze foto werd een icoon van de "moedige Amerikaan" tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de “Mighty Seventh”, een tournee om geld op te halen voor oorlogsuitgaven, was het beeld van de Iwo Jima-foto overal te zien. Er werden levensgrote sculpturen van gips gemaakt, miniatuurbeeldjes, en zelfs ijssculpturen op de verschillende diners. De foto was symbool geworden voor het Amerikaanse succes tijdens de Tweede Wereldoorlog. De personen die op de foto stonden werden hierdoor overvallen en werden het gezicht van een overheidscampagne waarvan ze steeds meer afkeer begonnen te krijgen. Ze werden behandeld als een product, een levend propagandamiddel. Vooral Hayes kreeg het moeilijk met zijn onrechtmatige heldenstatus, hij voelde zich steeds minder op zijn gemak tussen de mensenmassa's die hem bejubelden om zijn heldendaden en achter zijn rug uitlachten om zijn afkomst. Hij begon zich te verzetten door steeds minder te zeggen tijdens zijn optredens en uiteindelijk zelfs compleet van de kaart, onder invloed van alcohol, op het podium te verschijnen.

Uiteindelijk bleek Hayes al de aandacht, het schuldgevoel en zijn daaruit ontsproten drankprobleem niet aan te kunnen. Op een avond zit hij in een verlaten hut met zijn vrienden en twee broers wat te drinken en kaart te spelen. Wanneer hij naar buiten gaat om zijn behoefte te doen komt hij niet meer terug. De volgende ochtend vinden ze hem bevroren, met zijn hand omhoog gericht alsof hij de vlag opricht. Onderkoeling en chronisch alcoholisme was de officiële doodsoorzaak, maar in werkelijkheid was hij voorover gevallen en verdronken in zijn eigen braaksel. Een in geen enkel opzicht heldhaftige dood voor een held van het Amerikaanse volk.

tekst : wikipedia

maandag 18 januari 2010

Bibliotheca Jürgiana



Erich Wichman : Vloekzang - Bucheliuspers Utrecht 1989 - 133/92 - dit gedicht werd omstreeks 1926 geschreven maar verscheen voor deze uitgave niet eerder in druk - volgens de legende zou het katholieke maandblad De Gemeenschap er reeds proefdrukken van hebben gemaakt, om vervolgens toch van publicatie af te zien, maar lettende op de inhoud van het gedicht - in principe niet veel meer dan één lange godslasterende vloek - lijkt me dat persoonlijk al erg sterk



Erich Wichman : De Propheet - De Utrechtse Utrecht 1986 - 60/8 - dit dunne bundeltje bevat acht gedichten, te weten "Terugweg", "Liefde", "Stilte", "Fragment", "Herleving", "Verlatenheid", "De Propheet" & "Park". Deze vroege verzen werden geschreven in de periode 1910-1913.

uitgebreide informatie over Erich Wichman(n) & diens werk treft men onder andere hier

dagnotities 18 januari 2010



wat moet een dichter er eigenlijk van denken indien zijn poezie naar de maan geschoten wordt - in het geval van miguel hernandez (1910-1942) ben ik toch geneigd er een positieve draai aan te geven. Kort dag is op het moment pas bij de b dus een bio aldaar valt voorlopig nog niet te verwachten, maar over hernandez is meer dan genoeg te vinden - zo ook voor hen die het spaans niet machtig zijn. (met dank aan Lucas Hüsgen voor de link)

You Threw Me A Lemon’
(IV: From ‘El Rayo Que No Cesa’)

You threw me a lemon, so bitter,
with a hand warm and so pure,
that its shape was not spoiled,
and I tasted its bitterness regardless.

With that yellow blow, from a sweet lethargy,
my blood passed to an anxious fever,
feeling the bite of the tip
of a breast that was firm and full.

But on gazing at you and seeing the smile
that broke from you, at this acid act,
so different from my voracious malice,

my blood stood still, inside my shirt,
and became that porous and golden breast
a pointed and dazzling pain.

(vertaald uit het Spaans door A.S. Kline)

---

blijf me verbazen over de kleurenfoto's uit de eerste wereldoorlog die aan het begin van onzer eeuw uit de archieven tevoorschijn kwamen.




in onderstaande links vind u meer fotomateriaal:

http://www.worldwaronecolorphotos.com/

http://www.crdp-strasbourg.fr/imageEcole/autochromes_WWI/index.php

http://www.telegraph.co.uk/news/picturegalleries/worldnews/3460206/The-first-colour-photographs-from-the-German-front-line-during-World-War-One.html

---

zondag 17 januari 2010

dagnotities 17 januari 2010



de beginregels van mijn eerste gedicht, tja daar vraag je me wat

10.06 :

Trof gisteren in de spiegel van de moderne Jiddische poëzie zowaar weer een aantal jonggestorven dichters die mij nog niet bekend waren, & zo zal dat naar alle waarschijnlijkheid ook nog wel even doorgaan,. Voordat ik daar een redelijk compleet overzicht van heb opgesteld inclusief korte bio's en enkele gedichten, zal ik de pensioensgerechtigde leeftijd al aardig genaderd zijn. De gedachte aan een encyclopedie in boekvorm heb ik dan ook laten varen, een verzamelplaats van gegevens is een mooie eerste stap, het vervolg zien we vanzelf wel. Maar goed dan hebben we het enkel nog maar over de jonggestorven dichters. Over de muzikanten, sporters, schilders etc hoor je niemand. Mijn handen jeuken. Zo ook vandaag weer toen ik tijdens mijn dagelijkse wandeling over wikipedia de componist Juan Chrisostomo de Arriga onder ogen kreeg.

Vanmiddag maar weer eens een dichter introduceren, benieuwd of er ooit iemand van Francis Brooks gehoord heeft. Het zou mij in ieder geval zeer verbazen, voor wat het waard is.

15.42 :

via de contrabas kwam ik het volgende artikel tegen op de site van L A times met de intrigerende titel "A call to poets; stay alive" - onderwerp laat zich raden.

zaterdag 16 januari 2010

Bibliotheca Jürgiana - nieuwe aanwinsten

vandaag weer eens een stapeltje boeken aangeschaft - met of zonder korting - maar met bepaalde boeken heb ik nu eenmaal minder geduld. Onder de aanwinsten bevonden zich :

Roland Barthes - Rouwdagboek
Breyten Breytenbach - De Windvanger, gedichten 1964 - 2006
Günter Grass - Oogst, gedichten 1954 - 2007
Edith Ringnalda - Heer en meester, een liefdesverklaring
A L Snijders - Vijf Bijlen - zkv's 2007 - 2008



& Sprakeloos water, spiegel van de moderne Jiddische poëzie

vandaag in sepia - Georg Heym

16 januari 1912 - de sterfdag van Georg Heym



Georg Heym (Hirschberg, 30 oktober 1887 — Berlijn, 16 januari 1912) was een Duits schrijver uit het expressionisme.

Georg Heyms leven was kort. Hij was de zoon van een Pruisisch advocaat en leefde op gespannen voet met zijn vader, de kerk en de school. Zijn vader verplichtte hem in 1907 recht te studeren, wat hij eerst in Würzburg, vervolgens in Berlijn en dan in Jena deed. Hij had al verschillende gedichten geschreven, telkens in imitatie van de grote dichters uit de Klassik en de Romantiek. In 1908 ondernam hij een paar pogingen tot het schrijven van toneel, geïnspireerd door Grabbe en Kleist, wat zijn drang naar het excentrieke typeert. In Berlijn kwam hij in contact met de Neuer Club, een collectief dat aan vernieuwend cabaret deed en waartoe ook Lasker-Schüler en van Hoddis behoorden. In 1910 werd hij lid. De gedichten die hij in deze club schreef, staan aan de wieg van het expressionisme.

Heym haatte de burgerlijke staat waarin hij leefde en de kunst (of het gebrek daaraan) die ze voortbracht; nadat hij in 1911 zijn studies had beëindigd, wilde hij tolk voor Oosterse talen aan het hof worden, maar hij stelde zich kandidaat voor een officierspost, in de hoop het land te kunnen verlaten. Hij kreeg begin januari 1912 bevestiging dat er een post in Metz vrij was. Op de 16de januari ging hij met zijn vriend Ernst Balcke schaatsen op de Havel, waarbij deze door het ijs zakte. Toen Heym hem poogde te redden, verdronken ze allebei.

In de jaren na de Eerste Wereldoorlog werd Heym helderziendheid toegeschreven: zijn gedichten als 'Der Krieg' en 'Der Gott der Stadt', die inderdaad ondergang en vernietiging voorspellen, voedden de gedachte dat Heym profetische gaven had bezeten en de oorlog had voorvoeld. Daarenboven schreef Heym een gedicht getiteld 'Die Tote im Wasser', over Ophelia, waarin hij de rotting van een lijk in het water beschrijft, dat door de ratten wordt aangevreten: sommigen vermoedden dat Heym zelfs zijn eigen dood had voorspeld. Reeds tijdens zijn leven had hij een naam als een groot dichter verworven; zijn apocalyptische visioenen van de verwoesting van grootsteden hebben zijn reputatie na zijn dood enkel nog groter gemaakt. Met de publicatie van Menschheitsdämmerung, een anthologie van Kurt Pinthus die veel aandacht aan Heym besteedde, werd hij definitief als een van de vaders van het expressionisme beschouwd. De tweede editie van Umbra vitae, uit 1924, werd met houtgravures van Ernst Ludwig Kirchner geïllustreerd. Ook verscheen reeds in 1913 een band met dertien novelles onder de titel Der Dieb.

Uit het werk van Heym spreekt een grote pessimistische visie op de wereld, die gedoemd is te vergaan: de cultuur heeft een eindpunt bereikt, er zal oorlog, ellende en vernietiging ontstaan. Heym spaart geen ijzingwekkend detail van de gruwel die hij voorziet: het zijn beelden van woestenijen, zelfmoord en monsterachtige catastrofes. In zijn verhandelingen ging hij tekeer tegen de symbolistische dichters die hij met zijn gehate vader associeerde; zijn dagboeken staan vol scheldkanonnades tegen George, Rilke, zijn vader, de staat Pruisen enzoverder. Hij was bijzonder driftig, geestdriftig en giftig. Ofschoon zijn korte leven hem ietwat gemystificeerd heeft, staat Heyms meesterschap in de literatuurkritiek buiten kijf.

•1911 Der ewige Tag (lyriek)
•1912 Umbra vitae (lyriek)
•1913 Der fünfte Oktober (proza)
•1913 Jonathan (proza)
•1913 Die Sektion (proza)
•1913 Der Irre (proza)
•1913 Der Dieb (proza)
•1947 Gesammelte Gedichte (lyriek)

tekst : wikipedia



Der Krieg I

Aufgestanden ist er, welcher lange schlief,
Aufgestanden unten aus Gewölben tief.
In der Dämmrung steht er, groß und unerkannt,
Und den Mond zerdrückt er in der schwarzen Hand.

In den Abendlärm der Städte fällt es weit,
Frost und Schatten einer fremden Dunkelheit,
Und der Märkte runder Wirbel stockt zu Eis.
Es wird still. Sie sehn sich um. Und keiner weiß.

In den Gassen faßt es ihre Schulter leicht.
Eine Frage. Keine Antwort. Ein Gesicht erbleicht.
In der Ferne ein Geläute dünn
Und die Bärte zittern um ihr spitzes Kinn.

Auf den Bergen hebt er schon zu tanzen an
Und er schreit: Ihr Krieger alle, auf und an.
Und es schallet, wenn das schwarze Haupt er schwenkt,
Drum von tausend Schädeln laute Kette hängt.

Einem Turm gleich tritt er aus die letzte Glut,
Wo der Tag flieht, sind die Ströme schon voll Blut.
Zahllos sind die Leichen schon im Schilf gestreckt,
Von des Todes starken Vögeln weiß bedeckt.

Über runder Mauern blauem Flammenschwall
Steht er, über schwarzer Gassen Waffenschall.
Über Toren, wo die Wächter liegen quer,
Über Brücken, die von Bergen Toter schwer.

In die Nacht er jagt das Feuer querfeldein
Einen roten Hund mit wilder Mäuler Schrein.
Aus dem Dunkel springt der Nächte schwarze Welt,
Von Vulkanen furchtbar ist ihr Rand erhellt.

Und mit tausend roten Zipfelmützen weit
Sind die finstren Ebnen flackend überstreut,
Und was unten auf den Straßen wimmelt hin und her,
Fegt er in die Feuerhaufen, daß die Flamme brenne mehr.

Und die Flammen fressen brennend Wald um Wald,
Gelbe Fledermäuse zackig in das Laub gekrallt.
Seine Stange haut er wie ein Köhlerknecht
In die Bäume, daß das Feuer brause recht.

Eine große Stadt versank in gelbem Rauch,
Warf sich lautlos in des Abgrunds Bauch.
Aber riesig über glühnden Trümmern steht
Der in wilde Himmel dreimal seine Fackel dreht,

Über sturmzerfetzter Wolken Widerschein,
In des toten Dunkels kalten Wüstenein,
Daß er mit dem Brande weit die Nacht verdorr,
Pech und Feuer träufet unten auf Gomorrh.

Der Krieg II

Hingeworfen weit in das brennende Land
Über Schluchten und Hügel die Leiber gemäht
In verlassener Felder Furchen gesät
Unter regnenden Himmeln und dunkelndem Brand,

Fernen Abends über den Winden kalt,
Der leuchtet in ihr zerschlagenes Haus,
Sie zittern noch einmal und strecken sich aus,
Ihre Augen werden sonderbar alt.

Die Nebel in frierende Bäume zerstreut,
In herbstlichen Wäldern irren die Seelen allein
Tief in die Wildnis und kühles Dunkel hinein,
Sich zu verbergen vor dem Lebenden weit.

Aber riesig schreitet über dem Untergang
Blutiger Tage groß wie ein Schatten der Tod,
Und feurig tönet aus fernen Ebenen rot
Noch der Sterbenden Schreien und Lobgesang.

woensdag 13 januari 2010

uit het knipselarchief



Daar waar ik me vandaag had voorgenomen een deel van mijn boekenbezit te ordenen, trof ik mezelf al snel languit op de bank, verdiept in Rimbauds Afrikaanse jaren. Voor wie meer van het bovenstaande Somebody else - Arthur Rimbaud in Africa (1997) wil weten ben ik even in mijn knipselarchief gedoken.















bibliotheca Jürgiana



eerste gebonden Engelse druk - Calder & Boyars 1973

meet ted joans

Jazz is my religion - over een optreden van Ted Joans te Amsterdam - met inleiding door Simon Vinkenoog

dagnotities 13 januari 2010



Jaap en klaas, het analfabetisme nog nauwelijks ontstegen, baalden er zienderogen van, dat ze de uitnodiging voor het nk niet even door hun moeder hadden laten lezen.
---

zaterdag 9 januari 2010

dagnotities 09 januari 2010



Over zijn strenge cirkels heengebogen
eigent hij zich de middelpunten toe.
Hun trotsch bezit staat in zijn harde oogen.
Hij wordt de mathematica niet moe,

(Gerrit Achterberg - Schaatsenrijder)

zo had het moeten zijn, maar Bokko viel - & daarmede de spanning in het mannentoernooi om de europese titel? - ik hoop vooralsnog op Skobrev & Fabris, maar vrees het ergste. Zoekend naar een passend gedicht over schaatsen, trof het me dat ik geen enkele poem kon vinden die niet gestoeld was op het nostalgische natuurijs - mocht iemand mij in deze tegen kunnen spreken, dan verneem ik dat gaarne.

20.42 - er zijn van die boeken waar een mens echt naar uit kan kijken - vandaag het volgende standaardwerk :



Piet J. Buijnsters - Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie. Boek en prentverzamelaars 1750-2010. Uitgeverij Van Tilt. Gebonden, ca 480 blz. Geïllustreerd, deels in kleur.
verschijningsdatum: maart 2010. winkelprijs: € 45.-

Verzamelen is topsport. Het vergt speurzin, doorzettingsvermogen, geduld en vooral inventiviteit. In de Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie beschrijft Piet J. Buijnsters de tot op heden min of meer verborgen wereld van particuliere boek- en prentverzamelaars. Als pioniers en trendsetters hebben zij met hun collecties altijd de grondslag gelegd voor de publieke musea en bibliotheken. Zij beheren samen eigenlijk een soort schaduw-’Collectie Nederland’, met een zeker zo lange traditie. Na zijn Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat, waarin de handelaren centraal stonden, richt Buijnsters nu de aandacht op de verzamelaars vanaf 1750 tot heden. Hij beschrijft hun passies en teleurstellingen, de opkomst en het verdwijnen van
populaire verzameltrends en ten slotte de confrontatie met internet, die ook in de verzamelaarswereld tot een koerswijziging dwong. Mede op basis van talrijke gesprekken en persoonlijke ervaringen tekent de auteur een profiel van allerlei bijzondere figuren uit heden
en verleden. Met zijn nauwkeurige documentatie en vele foto’s is dit nieuwe standaardwerk uiterst aantrekkelijk voor een breed publiek van geïnteresseerden in de wereld van boek en prent. De Geschiedenis van de Nederlandse bibhiofilie is een boek voor liefhebbers, geschreven door een liefhebber.

Piet J. Buijnsters (1933) is emeritus-hoogleraar achttiende- eeuwse literatuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is behept met een levenslange fascinatie voor antiquaren en verzamelaars. Naast studies en tekstedities op zijn vakgebied publiceerde hij met zijn echtgenote Lin Buijnsters-Smets een standaardwerk over achttiende- en negentiende- eeuwse kinderboeken en paper toys (bekroond met de Menno Hertzbergerprjs en de G.H. ‘s Gravesandeprjs).

woensdag 6 januari 2010

dagnotites 06 januari 2010

11.32 - kreeg gisteren enkele foto's opgestuurd van mijn korte verblijf in België eerder dit jaar - alwaar ik onder andere een bezoek bracht aan het koloniaal museum te Tervuren, het AMVC Letterenhuis & het plantin-moretus te Antwerpen. Maar ook het onderstaande had mijn volledige aandacht.

vond zojuist de hieronderstaande beschrijving van het incident, maar kan me jammer genoeg niet herinneren, waar ik het indertijd aan ontleend heb - mocht iemand een idee hebben - dan verneem ik dat gaarne.

Op 3 juli 1873, vijf weken na hun aankomst in Londen, ontstaat er een hevige ruzie. Rimbaud maakt Verlaine belachelijk als die thuiskomt met een vis en een fles olie. Verlaine gooit de aanschaf naar het hoofd van Rimbaud, rent de trap af, naar buiten, naar de Theems. Daar ligt aan een kade de boot naar België. De volgende dag is Verlaine in Brussel. Hij neemt zijn intrek in het hotel waar ze altijd heengaan, l’Hôtel Liégeois, in de rue du Progrès.

Verlaine schrijft een brief aan zijn vrouw, zeggende dat hij zich voor zijn kop zal schieten als ze niet binnen drie dagen naar hem toe komt. Mathilde had toen al de gewoonte aangenomen om Verlaine’s brieven niet te openen. Deze brief heeft ze pas vijf jaar later open gemaakt. Verlaine schrijft ook aan zijn moeder en aan de moeder van Rimbaud. En Rimbaud schrijft vanuit Londen aan Verlaine:

Londen, vrijdagmiddag.
Kom terug, kom terug, dierbare vriend, enige vriend, kom terug. Ik zweer je, ik zal lief zijn...
Je geeft toch antwoord hè aan je vriend.
Wij, niet meer samen leven? Luister naar wat je hart je ingeeft.
Ik ben de jouwe, voor het leven.
Rimbaud.

Als ik je niet meer terugzie, ga ik bij de marine of in het leger. Ach, kom terug. Ik huil de hele dag door.

Maar ja, Rimbaud kan die brief pas versturen als hij geld heeft voor de postzegel. Hoe moet hij daar aan komen? Hij weet wat. Hij verkoopt de spullen die Verlaine heeft achtergelaten. Als hij dat heeft gedaan en met wat geld thuiskomt, ligt daar een brief die Verlaine hem heeft geschreven. Zogenaamd ‘op zee’, want Verlaine doet net of hij dienst heeft genomen in het Spaanse leger, dat vrijwilligers zoekt om een carlisten­opstand neer te slaan. Hij gaat de dood zoeken...

Dus schrijft Rimbaud nog een brief, die hij tegelijk met de vorige verstuurt. Geld voor postzegels is er immers.

Dierbare vriend,
Ik heb nu je brief ‘op zee’ geschreven. Je maakt een fout, een ernstige fout. Niets positiefs in je brief te vinden, je vrouw komt niet of komt pas over drie maanden, weet ik veel. Jij, de pijp uitgaan? Kom, ik ken je toch...
...Ik ga niet naar m’n moeder terug. Ik ga naar Parijs, ik probeer maandagavond te vertrekken. Je hebt me wel gedwongen om al je kleren te verkopen, ik kon niet anders.
Ja, als je vrouw terugkomt, zal ik je niet compromitteren, dan schrijf ik je nooit...
Tot maandagavond kun je me opbellen, of dinsdagmiddag.

Maar op die dinsdag krijgt Rimbaud een telegram van zijn geliefde:

Vrijwilliger voor Spanje. Kom naar Hôtel Liégeois. Wasmeisje. Zo mogelijk manuscripten.

Bedrog! Hij was helemaal geen oorlogsvrijwilliger. Toen hij dat telegram opstelde had Verlaine van de Spaanse ambassade al te horen gekregen dat hij als vreemdeling niet in aanmerking kwam voor het Spaanse leger.

Nog diezelfde dinsdagavond is Rimbaud in Brussel. De twee vrienden verplaatsen zich naar het Hôtel de Courtrai, 1 rue des Brasseurs. Waarom? Om te voorkomen dat Mathilde echt zou komen, naar het bekende adres. Moeder Verlaine is ook naar Brussel gekomen en gaat mee naar het Hôtel de Courtrai. Ze nemen twee kamers. Een voor moeder. Een voor de beide dichters.

De volgende dag brengen de beide dichters­minnaars door in Brusselse café’s. Ze drinken en maken ruzie. Aanleding: nu geeft Rimbaud weer te kennen dat hij naar Parijs wil. Alleen.

Op donderdagochtend 10 juli 1873 verlaat Verlaine in zijn eentje het hotel en koopt om negen uur in de Passage St.Hubert een revolver en een doos met vijftig kogels. Prijs, alles bijeen: drieëntwintig Franse francs. Na zijn aankoop keert Verlaine terug naar het hotel. Onderweg lest hij, op zijn nuchtere maag, zijn dorst met absint en jenever. Het is een gloeiendhete dag. Wanneer hij op de kamer komt, laat hij aan Rimbaud zien wat hij heeft gekocht. Hij heeft toen onder andere uitgeroepen:
„Dat is voor jou, voor mij, voor iedereen.”

Ze gaan samen de deur uit. Ze gebruiken een aperitief en een lunch in het Huis van de Bierbrouwers, la Maison des Brasseurs. Daar maken ze alsmaar ruzie, aan één stuk door. Om twee uur zijn ze terug in het hotel. Ze gaan naar de kamer van moeder Verlaine. Rimbaud vraagt haar geld voor zijn reis naar Parijs. Verlaine verlaat de kamer en het hotel om nog wat te drinken in een belendend café. Zodra hij terug is begint de ruzie met Rimbaud opnieuw, nu in de kamer van de vrienden. Na een tijdje gaat Verlaine dan weer naar buiten. Dat komen en gaan herhaalt zich zo’n drie à vier keer.

Verlaine komt steeds bezopener terug, Bij zijn laatste rentrée doet hij de kamerdeur achter zich op slot. Hij gaat schrijlings op een stoel zitten en laadt zijn revolver. Rimbaud staat drie meter van hem af.

Verlaine schreeuwt:
„Hier. Je wilt weg? Ik zal je leren!”
Hij schiet. Twee keer.

De eerste kogel treft Rimbaud in de hand. Een tweede treft alleen de muur, 30 centimeter boven de vloer. Het is erg jammer dat het hotel is afgebroken. Literatuurminnaars zouden zich aan het kogelgat kunnen vergapen. Er is wel een gedenkplaat aangebracht die aan het incident herinnert.

In het ziekehuis vertelt de lichtgewonde Rimbaud aan de medische staf een vaag verhaal. Een ongelukje. Er wordt een verband aangelegd. Verlaine smeekt Rimbaud opnieuw hem niet te verlaten. Rimbaud reageert afwijzend. Moeder Verlaine geeft Rimbaud, ter bezwering waarschijnlijk, twintig francs. Om zeven uur verlaten ze het ziekenhuis en gaan gedrieën op weg naar het station. Verlaine loopt voorop. Revolver op zak.

In de rue du Midi, vlakbij de place Rouppe, keert Verlaine zich om. Hij zegt iets onduidelijks tegen Rimbaud. Rimbaud ziet dat Verlaine met zijn hand grabbelt naar de plek waar de revolver kan worden vermoed. Hij zet het op een lopen. Verlaine achter hem aan.

De principële asociaal Rimbaud vergeet dan even zijn principes en roept een politieagent bij zich. Die arresteert Verlaine en neemt ook Rimbaud en mevrouw Verlaine mee naar het bureau. Daar wordt Verlaine in een cel gestopt, samen met een andere dronkenlap. Aanklacht:
Verwondingen, aangebracht door middel van een vuurwapen bij de heer Rimbaud Arthur. Later wordt Verlaine overgebracht naar de gevangenis, la Prison des Carmes.

Rimbaud kan niet vertrekken naar Parijs. Hij moet ter beschikking van justitie blijven. Hij keert met moeder terug naar het hotel. In het ziekenhuis gaat hij nog de kogel uit zijn arm laten verwijderen. Hij krijgt daar bezoek van de onderzoeksrechter. Deze vindt in Rimbauds portefeuille brieven van Verlaine waaruit blijkt dat de vrienden een homosexuele relatie hebben. Hoewel èn Rimbaud èn Verlaine ontkennen dat ze een ‘immorele’ relatie hebben, wordt Verlaine toch in zijn gevangenis onderworpen aan een medisch onderzoek. Teneinde te kunnen constateren of hij sporen draagt van homosexuele gewoontes. (Aux fins de constater s’il porte des traces d’habitudes pédérastiques).

Rimbaud gaat nog naar het Palais de Justice om zijn aanklacht in te trekken. Te laat. Justitie zet door. Hij gaat terug naar huis, alwaar hij zijn Une saison en enfer afrondt.


maandag 4 januari 2010

dagnotities 04 januari 2010

20.32 - ... Het omslagpunt volgde in het begin van 2010 - niet dat er meteen meesterwerken uit zijn pen vloeide, nee - het zat hem eerder in het feit dat er in zijn hoofd een knop werd omgedraaid. Zo noteerde hij op 4 januari van dat jaar in zijn dagboek "vandaag gaan eindelijk de kranen open. Natuurlijk, dat is al vaker gebeurt, maar dit keer zal ik me niet af laten schrikken door de modderstroom die eruit tevoorschijn zal komen - het gekerm der leidingen - nee - eindelijk zal ik er op vertrouwen dat het water met elk genoteerd woord zuiverder zal zijn - tot ik het drinken kan & uiteindelijk ..."

---

zaterdag 2 januari 2010

dagnotities 02 januari 2010

13.39 - vandaag in sepia

02 januari 1891 :
pim mulier schaatst langs de elf Friese steden in een recordtijd van 13 uur.

02 januari 1909 :
President S. Hylkema van de Friese IJsbond zet het licht op groen voor de start van de eerste Elfstedentocht. Van de 48 deelnemers halen er slechts 9 de finish van de 200 km lange tocht op dooi-ijs. Winnaar wordt de 24-jarige theologiestudent Minne Hoekstra uit Warga (13 uur en 50 minuten).


(bibliotheca Jürgiana)

02 januari 1960:
Op 40-jarige leeftijd reisde Fausto Coppi begin december 1959 met een groep voornamelijk Franse wielrenners onder wie Anquetil, Geminiani en Rivière, voor een tournee naar Opper Volta in West-Afrika. Hij keerde in Novi Ligure terug op 16 december. Tijdens de kerstdagen van 1959 werd Fausto ziek. Hij kreeg hoge koorts en werd op 30 december overgebracht naar het ziekenhuis van Tortona. Daar overleed Fausto aan de gevolgen van Malaria, opgelopen in Afrika, in de ochtenduren van 2 januari 1960, pas 40 jaar oud. - het blijft me overigens verbazen dat de heren doktoren de signalen nooit onderkend hebben.


(bibliotheca Jürgiana)

---

vrijdag 1 januari 2010

dagnotities 01 januari 2010

2010 heeft zijn aanvang genomen - onwennig blader ik door mijn goede voornemens - er staat hier dan wel nauwelijks wind - maar mensen wat vallen ze mooi

12.03 - happy birthday mr Salinger



---