(Oberwiederstedt, 2 mei 1772 - Weißenfels, 25 maart 1801)
Novalis was de tweede van elf kinderen. In 1794 beëindigde hij zijn Rechtenstudie in Jena, Leipzig en Wittenberg met glans. In maart 1795 verloofde hij zich - zonder dat zijn ouders ervan wisten - met de twaalfjarige Sophie von Kühn. Na haar dood in 1797 ging hij in Freiberg weer studeren, onder andere chemie en wiskunde. Ook op zijn tweede verloving, in 1798 met Julie von Charpentier, volgde geen huwelijk. Na een maandenlange ziekte overleed hij in 1801 vroegtijdig. Hierdoor werd hij een legendarische figuur .
In zijn werk komen een aantal typisch romantische motieven terug: "Sehnsucht", melancholie, doodsverlangen, ... Ook het motief van de nacht speelde een grote rol in zijn poëzie (Hymnen an die Nacht, 1800). Het is de nacht die de sleutel biedt om de werkelijkheid te begrijpen en de ogen van de ziel opent. De blauwe bloem, die onder andere in Heinrich von Ofterdingen opduikt, is een motief dat voorgoed met Novalis verbonden blijft en waarin verschillende elementen samenkomen: droom, poëzie, liefde en het verlangen naar oneindigheid.
Novalis' oeuvre is vrij fragmentarisch. Een aantal teksten zijn samengebracht in het in 1798 verschenen Glaube und Liebe (voluit Glaube und Liebe oder der König und die Königin). In 1799 schreef hij in Die Christenheit oder Europa zijn visie op de geschiedenis van de Europese cultuur neer (in de stijl van François René de Chateaubriand). Die begint volgens hem bij de Middeleeuwen en bereikte een dieptepunt met de Franse Revolutie, waarna het weer beter gaat.
Van het eerder al vermelde Hymnen an die Nacht zijn twee versies bekend: de oorspronkelijke met vrije verzen en de versie in ritmisch prosa, zoals ze verschenen is in het tijdschrift "Athenäum" van de gebroeders Schlegel.
Novalis waagde zich ook aan een roman, Heinrich von Ofterdingen, die hij echter door zijn ziekte en zijn vroege dood niet heeft voltooid.
Novalis heeft een grote invloed uitgeoefend op het Europese symbolisme.
(bron : Wikipedia)
---
Hymnen an die Nacht 3
Sprüche. Spruchgedicht von Novalis
Einst da ich bittre Tränen vergoß, da in Schmerz aufgelöst meine Hoffnung zerrann, und ich einsam stand am dürren Hügel, der in engen, dunkeln Raum die Gestalt meines Lebens barg - einsam, wie noch kein Einsamer war, von unsäglicher Angst getrieben- kraftlos, nur ein Gedanken des Elends noch. - Wie ich da nach Hülfe umherschaute, vorwärts nicht konnte und rückwärts nicht, und am fliehenden, verlöschten Leben mit unendlicher Sehnsucht hing: - da kam aus blauen Fernen - von den Höhenmeiner alten Seligkeit ein Dämmerungsschauer - und mit einemMale riß das Band der Geburt - des Lichtes Fessel. Hin flohdie irdische Herrlichkeit und meine Trauer mit ihr - zusammenfloß die Wehmut in eine neue, unergründliche Welt -du Nachtbegeisterung, Schlummer des Himmels kamst über mich- die Gegend hob sich sacht empor; über der Gegend schwebte mein entbundner, neugeborner Geist. Zur Staubwolke wurde der Hügel- durch die Wolke sah ich die verklärten Züge der Geliebten. In ihren Augen ruhte die Ewigkeit - ich faßte ihre Hände, und die Tränen wurden ein funkelndes, unzerreißliches Band. Jahrtausende zogen abwärts in die Ferne, wie Ungewitter. An ihrem Halse weint ich dem neuen Leben entzückende Tränen.- Es war der erste, einzige Traum - und erst seitdem fühl ich ewigen, unwandelbaren Glauben an den Himmel der Nacht und sein Licht, die Geliebte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten