maandag 22 maart 2010

vandaag in sepia - Johann Wolfgang von Goethe



Duits schrijver, wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman, geboren 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main, – overleden 22 maart 1832 in Weimar.

Goethe was de schrijver van onder meer Faust, Die Leiden des jungen Werthers en Zur Farbenlehre. In 1782 werd hij in de adelstand verheven.
Johann Wolfgang von Goethe wordt beschouwd als een van de allergrootsten van de Duitse literatuur. Hij was samen met Friedrich Schiller de belangrijkste vertegenwoordiger van het Duitse classicisme.

Biografie
Johann Wolfgang Goethe werd in 1749 in Frankfurt am Main geboren. Zijn vader was een welgestelde en ontwikkelde burger, die niet hoefde te werken voor zijn geld. Van de zes kinderen die zijn huwelijk voortbracht, overleefden alleen Johann Wolfgang en diens één jaar jongere zus Cornelia. Vader Goethe was vrij streng en stelde hoge eisen aan zijn zoon. Goethes moeder was een beminnelijk, warm mens, waaraan hij - volgens Goethe zelf - het plezier van het verhalen verzinnen aan te danken had.
De jonge Goethe kreeg - zoals gebruikelijk in die kringen - privéles aan huis en leerde zo Grieks, Latijn, Frans, Engels, Italiaans en Hebreeuws. Daarnaast werd hij in de geest van het Lutherse geloof religieus opgevoed met dagelijks bijbellezen en nam deel aan kerkdiensten.

Al op jonge leeftijd schreef hij gedichten, soms in een soort wedstrijdje met leeftijdsgenoten. Op zijn dertiende verjaardag kon hij zijn vader een boekje met eigen gedichten cadeau doen.

Studie
Op zijn zestiende wilde hij oudheidkunde in Göttingen gaan studeren, maar op last van zijn vader werd dit een rechtenstudie in Leipzig. Hier leerde hij tussendoor ook etsen, gravures maken en tekenen. Zijn eerste liefde ontdekte de 17-jarige Goethe ook in Leipzig: Het was Käthchen Schönkopf, de dochter van de restaurant-eigenaar van het restaurant waar hij dagelijks at. Maar o.a. door zijn eigen jaloerse stemmingen verbrak hij de relatie uiteindelijk op vriendschappelijke wijze.

Na drie jaar studie werd hij ernstig ziek en kon pas na anderhalf jaar, in 1770, naar Straßburg om zijn studie af te ronden. Het betekende een nieuwe start voor hem. Hij rondde zijn rechtenstudie - waarvoor hij zich niet bijzonder interesseerde - snel af, en hield zich met een breed aantal wetenschappelijke thema's bezig. Hier leerde hij Gottfried Herder kennen, die hem kennis liet maken met het werk van shakespeare, van Ossian en Pindarus en de volkspoezië, die de 'oudste getuigenis van literaire verbeeldingskracht' betekende. Goethe nam afstand van de Rococostijl, die hij tot dan toe probeerde na te bootsen.

In zijn Straßburger tijd werd Goethe verliefd op Friederike Brion, een domineesdochter uit het nabijgelegen Sesenheim. In deze tijd ontstond een stroom van gedichten, waaronder 'Willkommen und Abschied', 'Heidenröslein' en het 'Mailied'. Toch kwam aan deze idyllische tijd ook een einde door zijn eigen twijfels.

Zijn rechtenstudie sloot hij niet af door middel van een promotie. Zijn proefschrift bevatte namelijk o.a. pittige uitspraken over het christelijk geloof, waar de juridische faculteit zich niet aan waagde. Hij kreeg echter de gelegenheid aan de hand van een bespreking van thesen de titel 'Lizentiat der Rechte' te halen, wat in die tijd vrijwel gelijkstond aan een doktorstitel.

Sturm und Drang
Op zijn 22ste, in 1771, werd Goethe advocaat bij een rechtbank in Frankfurt. Maar het was vooral de literatuur, waar zijn hart lag. Hij schreef de Rede 'Zum Shakespärs Tag', waarin hij aan de hand van het grote Engelse voorbeeld een pleidooi hield voor een nieuwe literatuur in Duitsland: weg van het Rokokotheater en het Franse classistische regeltheater luidde het motto; op naar het ongekunstelde, natuurlijke theater, samengevat in het trefwoord 'Natuur', waarin de individualiteit van de mens met het natuurlijke lot in aanraking komt. Goethe schrijft in deze tijd het eerste ontwerp voor 'Götz von Berlichingen', alsmede vele recensies voor het moderne tijdschrift 'Frankfurter Gelehrte Anzeigen'.

Wetzlar en terug naar Frankfurt
Op voorstel van zijn vader gaat Goethe in 1772 naar Wetzlar, waar hij als stagiaire bij het Reichskammergericht zijn juridische kennis kan uitbreiden. Goethe zelf is echter vooral blij dat hij - nog meer dan in Frankfurt - zijn eigen gang kan gaan.

Die Leiden des jungen Werthers
Hij wordt verliefd op Charlotte Buff, de verloofde van een goede vriend van hem, Johann Christian Kestner. Deze onmogelijke relatie leidt tot spanningen en op aanraden van een goede vriend laat hij Wetzlar voor wat het is en keert terug naar Frankfurt. In vier weken schreef hij de briefroman 'Die Leiden des jungen Werther', waarin hij zijn liefdesverdriet met het bericht van een zelfmoord in een vergelijkbare situatie combineerde. Het boek werd mede door de onverholen kritiek aan de maatschappelijke verhoudingen een succes. Sindsdien was hij beroemd in literaire kring en daarbuiten.
Het boek is een typisch product van de Sturm und Drang-periode. De protagonist, Werther, laat zijn handelen volledig door zijn gevoelens leiden wat onder meer leidt tot de tragische afloop van het boek.
Goethe heeft later in zijn leven afstand genomen van dit boek. Hij vond het jammer dat het populairder was dan bepaalde andere werken, en zat in zijn maag met het grote aantal zelfmoorden naar aanleiding van het boek. In 1939 heeft Thomas Mann naar aanleiding van dit boek Lotte in Weimar geschreven.

In zijn Frankfurter tijd was hij ongekend productief. Ook nam hij in een anonyme publicatie stelling tegen dogmatisme, orthodoxie en rationalisme op geloofsgebied en bekende zich tot een gevoelschristendom naar piëtistische wijze en tot een tolerantie zonder onverschiligheid. In 1775 wordt hij verliefd op Lili Schönemann; het komt zelfs tot een verloving. Maar hij huivert terug als het erom gaat zich te binden, voelt zich in een huiselijk leven na een huwelijk beperkt in zijn drang om te werken aan zijn projecten en verbreekt toch weer de relatie. Hij volgt de uitnodiging van de jonge Hertog Karl August von Sachsen-Weimar om voor enige tijd naar Weimar te komen.

Weimar (1775-1786)
De kersverse Hertog Karl August werd een persoonlijke vriend van Goethe. Het hof van Weimar stond onder diens moeder, de weduwe Hertogin Anna Amalia, in het teken van kunsten en wetenschappen. Zo vertoefde er o.a. Wieland als opvoeder van haar zonen, Herder kwam in 1776 naar het hof. Goethe zelf wilde zich op de proef stellen en niet langer een willekeurig leven leiden. In 1776 treedt hij officieel in dienst bij de Weimarer Staatsdienst als Geheimer Legationsrat. Vele andere taken zouden volgen, waaronder mijnbouw, brandvoorschriften, waterbeheer, recruten werven enz. Dankzij de mijnbouw verdiept hij zich in de mineralogie en geologie. Door zijn werk bij de universiteit van Jena verdiept hij zich in de anatomie. Maar ook op literair gebied blijf hij actief, zij het minder dan voorheen. Een belangrijke rol speelt Charlotte von stein, waarvoor hij een diepe vriendschap koestert. Mede door haar invloed zoekt hij meer naar rust en reinheid, wil hij af van de wilde grillen uit zijn jeugdjaren. In deze tijd schrijft hij 'Iphiginie auf Tauris' en delen van 'Torquato Tasso'. Omstreeks 1780 komt hij tot de conclusie dat hij het aanvankelijk aangenaam vond om te baden in het werk, maar nu wil hij zich aan de wetenschappen en kunsten wijden. Hij vraagt onbepaald verlof aan bij Karl August en vertrekt in 1786 nogal plotseling naar Italië.

Italië (1786-1788)
In Italië bestudeert Goethe de klassieke kunst(geschiedenis) en voelt zich er meer dan thuis. Hij vindt eindelijk de zo gewenste rust in zichzelf. Tussendoor bestudeert hij nog steeds allerlei wetenschappelijke zaken, zoals zijn studie naar een model van de oerplant, die het mogelijk maakt het allesverbindende principe in alle planten te doorzien.

Terug in Duitsland (1788-1794)
Na zijn terugkeer uit Italië heeft Goethe aanpassingsproblemen in zijn vaderland. Contacten met oude vrienden verlopen moeizaam of mislukken. Charlotte von stein neemt hem zijn plotselinge vertrek naar Italië nog steeds kwalijk; waarna ze in 1789 de relatie verbreken.

Hij ontmoet de dichter Friedrich Schiller, maar hun band blijft vooralsnog een afstandelijke. Schiller vond hem een boeiende persoon, maar ergerde zich aan de manier waarop Goethe zich geliefd wist te maken, zonder - volgens Schiller - zichzelf te geven.

Goethe leeft in Weimar samen met Christiane Vulpius, maar van hun vijf kinderen overleeft alleen August, de eerste zoon. Zijn werkzaamheden voor de staat Weimar kennen sinds 1788 nog maar een beperkte omvang. Hij stort zich nu op de leiding van het Weimarer Hoftheater en zijn kunst- en wetenschappen aan de universiteit van Jena.

In 1790 verschijnt 'Die Metamorphose der Pflanzen', waarin hij zijn evolutieleer beargumenteert met het de these dat alle planten tot een basisorgaan te herleiden zijn: het zich uit een kop ontwikkelende blad.

Naar aanleiding van studies in de dierkunde ontwikkelt hij in de loop der jaren de these, dat alle vormen in organische beweging, in wording, aan verandering onderhevig zijn. ('Gestaltlehre ist Verwandlungslehre'). Parallel hieraan was zijn visie op de Franse revolutie. Hij was voor veranderingen, maar keurde het geweld van een revolutie als middel hiertoe af.

In 1792 bevindt hij zich in het gevolg van de troepen van Hertog Karl August, toen deze samen met de Oostenrijkse troepen tegen de Franse revolutionaire legers vochten. Maar het wapengekletter had niet zijn belangstelling.


In Weimar worden Johann Wolfgang von Goethe en stad- en tijdgenoot Friedrich von Schiller geëerd met een standbeeld.1794-1805 Klassieke tijd: samenwerking met Friedrich Schiller (Weimarer Klassik)
De tegenstellingen tussen Goethe en Schiller blijken minder groot dan bij hun eerste ontmoetingen leek. Was Goethe niet bijzonder gecharmeerd van de revolutionaire toon in 'Die Räuber', welnu Schiller had net als Goethe een rustiger levenshouding gekregen o.a. onder invloed van de ideeën van de filosoof Kant. Al snel verbindt het streven naar een normatieve kunstbeschouwing beide schrijvers en ontstaat er een inspirerende samenwerking. Goethe weet Schillers hang naar het extreme te matigen; Schiller slaagt erin Goethe weer meer voor zijn literaire werk enthousiast te maken. Uit deze samenwerking ontwikkelde zich een stijl, die wordt aangeduid met de term Weimarer Klassik.

Beiden schrijven ze bij elkaar bijna duizend Epigrammen, de 'Xenien' (1796), een literaire polemiek waarin het publiek en vervelende recensenten het moeten ontgelden. Deze werden gepubliceerd in publiceerde hij in de Musenalmanach. Ook schrijven ze een groot aantal balladen en stimuleerden elkaars literaire productie in brede zin. Onderwerp van gezamenlijke studie waren o.a. de gebeurtenissen rond de Franse Revolutie en de esthetica in de kunst. In een uitvoerige briefwisseling met Schiller tracht Goethe een kunstbegrip te definiëren. Centraal staat de harmonie, zelfvervulling, het 'Wahre, Schöne, Gute', het voorbeeld van de antieke kunst als basis van een waardige, innerlijk rustende cultuur. Ook qua vorm worden de gedichten en literaire werken van beide dichters klassiek, zoals de 'Römische Elegien'.

In 1799 verhuist Schiller van Jena naar Weimar en werken ze nog intensiever samen. Bijvoorbeeld aan het Weimarer Theater, waar ze hun klassieke idealen uitproberen. In dit decennium groeit Weimar tot een centrum van de cultuur. In 1805 komt met de-dood van Schiller een abrupt einde aan de samenwerking. Goethe, in deze tijd geplaagd door een reeks van ziektes, ervaart de dood van zijn vriend als een zwaar verlies.

Tijdens zijn jaren in Weimar, voordat hij Schiller ontmoette, begon hij met het schrijven van Wilhelm Meister. Hij schreef de toneelstukken Iphigenie, Egmont, Torquato Tasso, en zijn Reineke Fuchs. Bij de periode van zijn vriendschap met Schiller horen de voortzetting van Wilhelm Meister, de mooie idylle Hermann und Dorothea en Romeinse Elegieën.

Napoleontische tijd en laatste levensjaren (1805-1832)
De invasie van de Franse troepen deed Goethe weinig, nationale gevoelens van verzet of haat - zoals velen van zijn tijdgenoten die hadden - waren hem vreemd. Hij was onder de indruk van Napoleon, toen hij hem in 1808 ontmoette en zag in hem iemand die de chaos, veroorzaakt door de Franse revolutie, wist te beëindigen.

Hij zette in die tijd zijn wetenschappelijke werk voort, schreef een 'Metamorphose der Tiere' en werkte aan zijn kleurenleer. Anders dan bijv. newton, die ervan uitging dat in het witte licht alle kleuren voorhanden waren, ging Goethe vanuit een ontwikkelingsbiologisch standpunt ervan uit, dat alle kleuren door combinaties van licht en donker ontstonden. In het oog zou al een soort innerlijk licht zijn (je kunt je in het donker immers ook allerlei dingen voorstellen, 'voor ogen halen')), dat door het licht van buiten geprikkeld wordt, waardoor je de juiste dingen in de juiste kleuren ziet. Dit komt overeen met de natuurlijke ontwikkeling van het leven, waarin organen (in dit geval een zintuig) zich ontwikkelen omdat de natuur dit afdwingt. De zin van zien is dat de natuur vereist dat het zichtbare (vorm en kleur) herkend wordt. Ook op literair gebied stond hij niet stil.

Hij schreef verder aan 'Faust', 'Wilhelm Meister' enz. Ook begon hij in 1811 met zijn autobiografie 'Dichtung und Wahrheit'.

Met de romantische stroming van deze tijd had Goethe niets op en bleef zijn klassieke kunstidealen trouw. Mede naar aanleiding van de kennismaking en vriendschap met de bankiersdochter Marianne von Willemer schreef hij weer een reeks gedichten. In 1816 stierf zijn vrouw Christiane. In 1817 werd hem de leiding van het Weimarer Hoftheater ontnomen, wat zijn relatie tot Karl August onder druk zette. In de laatste decennia van zijn leven werkte hij gestaag verder aan zijn projecten en correspondentie. Tussendoor ontving hij een groot aantal bezoekers, meestal wetenschappers, kunstgeleerden, ontdekkingsreizigers, pedagogen enz. Literaire schrijvers waren in de minderheid. Zijn zoon August trad in dienst van de staat Weimar en hielp hem bij zijn toezichthoudende taken op het gebied van de kunst- en wetenschapsbeoefening. In 1823, tijdens een kuurreis, werd de 74-jarige verliefd op de 19-jarige Ulrike von Levetzow. pas op- het laatste moment brak hij zijn huwelijksverzoek af. Steeds meer keek hij terug op zijn leven en nam afstand, zichzelf ook historisch betrachtend. Dit weerhield hem niet van nieuwe uitdagingen. Hij probeerde een algemene indruk van de literatuur te krijgen en las als een bezetene de Europese dichters van zijn tijd, maar verdiepte zich ook in indische en chinese literatuur. Uiteindeijk leidde dit tot zijn begrip 'Weltliteratur', waarmee hij het veronderstelde proces van voortdurende wisselwerking tussen de verschillende nationale literatuurtradities beschreef.

In zijn laatste levensjaren merkte hij de afstand tot zijn tijdgenoten steeds meer en moest de dood van vele vrienden en bekenden verwerken, waaronder die van zijn eigen zoon in 1828. Alleen de plicht om zijn werk, waaronder zijn levenswerk 'Faust', af te ronden, hield hem op de been. Hij stierf op 82-jarige leeftijd.

Nadat zijn laatste kleinzoon was overleden, werden zijn boeken eigendom van Schillers erfgename, de groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach, Sophie. Die richtte in 1889 het Goethe-Schiller-Archiv op.

(kunstbus)

Geen opmerkingen: