donderdag 30 september 2010

dagnotities

---

Vader

natuurlijk - ik had
een gedicht
kunnen schrijven

zonder te verwijzen
naar sterren treinen
kampen of gas

dat had ik
kunnen doen pa

maar dan wordt het
zo verdomde persoonlijk

---

schreef die ook gedichten dan (4)


12th printing 1971 new york viking press

woensdag 29 september 2010

dagnotities

--

ik litteken lelijk

is dan misschien
geen poëtische regel
vader

maar het verklaart wel

& veel

--

moeder zou hem zo ophangen

was laatst in het letterkundig museum te den haag en trof aldaar een schilderij aan waar ik met de beste wil van de wereld geen boudewijn büch in kon ontdekken - maar het stond er toch echt onder - boudewijn büch door willem schrofer 1967 - oké ik kende de man natuurlijk niet toen hij achttien was - maar toch - het zou net zo goed een andere zeventien - achttienjarige jongen geweest kunnen zijn.





dinsdag 28 september 2010

dagnotities

--

waarom zou je van een klif springen - als er ook zoiets als een verroeste kabelbaan is

--

schreef die ook gedichten dan (3)



Alain-Fournier - De verre vriendin (nagelaten gedichten) Den Boer Middelburg 1975 - vertaald door Hans Warren

zaterdag 25 september 2010

Bibliotheca Jürgiana : Niek Verhaagen

Trof vandaag in den haag weer eens een bundel van een jonggestorven dichter aan : De verboden vrucht van Niek Verhaagen (1915-1948) uit 1941. Waarvan ik overigens eerder al eens zijn debuut kort traject (1939) tegen mocht komen. Naast het hieronder gepubliceerde stuk van Ab Visser is mij eigenlijk weinig bekend van deze dichter. Op een foto na dan.



Niek Verhaagen

Vele dichters danken hun roem voor een deel aan de jonge leeftijd waarop ze gestorven zijn. Een aantal van de ‘poètes maudits’ zijn daar de klassieke voorbeelden van en een betrekkelijk recent geval als dat van Dylan Thomas bewijst het nog eens ten overvloede. Wie de correspondentie leest tussen Dylan Thomas en zijn vriend Vernon Watkins, wordt getroffen door de haast onoverkomelijke moeilijkheden waarmee de luidruchtige en geniale dichter te kampen had tot aan zijn laatste levensjaren, toen de ster van zijn roem plotseling op ongekende wijze begon te stralen. De wereldfaam die zijn ‘Under Milk Wood’te beurt viel, heeft hij zelf niet mogen beleven. Dat is diep tragisch, maar tragischer zijn de dichters die aan het begin van hun bekendheid sterven en niet meer de verwachtingen kunnen vervullen die men van hen mocht koesteren op grond van hun publikaties.

De Nederlandse dichter Niek Verhaagen, die op drieëndertigjarige leeftijd stierf, hoort tot déze groep. Tien jaar lang was hij één van mijn beste vrienden en zijn vroege dood, liet in mij een leegte na, die ik mij nog steeds niet ten volle kan realiseren. Hij schreef enkele verzenbundels en een roman. In zijn gedichten, over het algemeen van een iets te vlotte versificatie, vallen enkele hoogtepunten aan te wijzen, terwijl zijn roman ‘Zonruiter’ sympathiek maar zwak is. Hoe (en of) hij zich verder ontwikkeld zou hebben, valt moeilijk te zeggen en bovendien heeft het geen zin hierop te speculeren, omdat de geschiedenis niet omkeerbaar is. Zijn dood kwam wèl en nièt onverwacht. Hij wist, al zeer jong, dat hij niet oud zou worden en ik herinner mij menig gesprek tussen ons daarover. Hij was levenslustig en naar het uiterlijk te oordelen normaal gezond en wanneer hij tegen mij zei: ‘Ik haal de veertig niet,’ klonk dat aanstellerig in mijn oren, al gaven dergelijke uitlatingen mij een gevoel van onbehagen. Maar wist ook de dichter Marsman niet dat hij vroeg zou sterven? Niemand kan zich geheel in de gedachten van een medemens verplaatsen en achteraf begrijp ik pas, hoezeer Niek Verhaagen door angsten moet zijn gekweld en misschien verklaart dat de verhoogde levensdrang van zijn laatste jaren. Het leek of hij van het leven wilde halen wat er menselijkerwijs gesproken nog van te halen viel.

Ik was zelf nog een jonge dichter toen ik voor het eerst een vers van hem las in één of ander tijdschrift. Het heette ‘Studentenkamer’ en het trof mij als een goed gedicht, zodat ik zijn produktie vanuit de verte bleef volgen. In de mobilisatiewinter van 1939 logeerde ik een paar weken in Oegstgeest, bij de dichter Muus Jacobse, destijds de mentor van meerdere Jong Protestantse dichters. Deze vroeg mij of ik voorgesteld wilde worden aan Niek Verhaagen en ik voelde daar wel voor, met het gevolg dat Niek Verhaagen een weekend overkwam van Delft naar Oegstgeest. Het sloeg onmiddellijk aan tussen ons en wij hadden een paar onvergetelijke dagen. Ik nodigde hem uit om in Groningen te komen logeren en bezocht hem later in Delft.

In de eerste oorlogsjaren zagen wij elkaar geregeld en er ontstond een hechte vriendschap. Hij was klein van stuk, aan de gezette kant en blond. Hij bezat een opgewekte aard en een groot gevoel voor humor. Wanneer ik in financiële nood verkeerde of door liefdessmart gekweld werd, stond hij dadelijk klaar met de een of andere attentie, die hij mij, verpakt in de allerzotste troostverzen, toestuurde. In de oorlog trouwde hij en was als ambtenaar werkzaam. In die tijd schreef hij de meeste van zijn verzen en de kleine roman ‘Zonruiter’.

Na de oorlog had hij, als zovele anderen, behoefte aan werk dat hem meer gelegenheid zou laten voor zijn literaire arbeid en evenals de meesten van die ‘anderen’ maakte hij hier een vergissing. Vele uitgevers kochten in de oorlogsjaren, dikwijls op voorkeurloze wijze, links en rechts manuscripten op en dit bracht een groot aantal jonge, maar niet produktieve talenten in de waan dat het na de oorlog gemakkelijk zou zijn om van de pen te leven. Het bleek een illusie, ook voor Niek Verhaagen. Hij kwam in de journalistiek terecht die nog meer tijd van hem vergde dan zijn ambtenaarsbaan. Doordat ik intussen ook getrouwd was en vrij veel in het buitenland vertoefde, verslapte het contact enigszins, al bleven wij elkaar met een zekere frequentie schrijven en opzoeken. Hij werd meer en meer onverschillig voor de literatuur. Achteraf geloof ik dat dit maar een schijnhouding was, waarin hij van de nood een deugd trachtte te maken.

In de nazomer van 1948 woonde ik in Wassenaar en zag hem geregelder. Op een dag kwam hij mij vertellen dat hij veertien dagen met vakantie naar Turijn ging en hij beloofde mij vandaar een brief te zullen schrijven. Nog geen week later vond ik op een ochtend een rouwkaart in mijn bus, die mij zijn plotselinge dood, zo ver van huis, meldde.

Bron : Ab Visser Leven van de pen - Kruseman, Den Haag 1966

De danser

Een neger schenkt de vermouth in de glazen.
Wij drinken, Pit en ik, en walsen dan.
Zij ligt als speelgoed in de ronding van
mijn rechterarm en in de dans verwazen
de kleine, bruine borsten - ik verlang
van deze wilde nacht de laatste fase.
Ik leid haar circelend naar de oase,
een groepje palmen in de marmergang...

Een pluche loper en een schoen die kraakt.
Reeds ben ik van de razernij genezen...
Haast als een priester die gebeden prevelt
heb ik de wandling door de gang gemaakt...

Maar als zij opspringt uit de witte nevel
vang ik, weer duizelend, het warme naakt.

© Niek Verhaagen, De verboden vrucht (1941)

vrijdag 24 september 2010

woensdag 22 september 2010

maar jongen je hebt al zoveel boeken

vandaag stond er een boekpresentatie van bernard wesseling op het programma - dus een mooie reden voor deze vakantieganger - om de middaguren te spenderen in verscheidene hoofdstedelijke antiquariaten

zoals altijd vertrok ik met het voornemen me tot één onderwerp te beperken - vandaag zouden dat de jonggestorven dichters zijn - oké het debuut van dennis gaens diende ook nog aangeschaft te worden - maar verder zou ik me inhouden - op het moment liggen er daadwerkelijk boeken van en over jonggestorven dichters op het bureau dus aan die opdracht heb ik me in ieder geval gehouden.

er zaten mooie vondsten bij (zijn er meer mensen die bij het lezen van deze regel de stem van herman van veen horen?)

de eerste betreft overigens al meteen een twijfel geval - de volledige werken van kamiel van baelen in twee gebonden delen - een twijfel geval aangezien er in deze volledige werken slechts acht gedichten zijn opgenomen - maar aangezien deze tijdens zijn leven zijn gepubliceerd noem ik hem dichter en is om die reden dan ook in de index van mijn kort dag verzameling terechtgekomen - een mooie vondst op zich - maar bij het openslaan van deel 1 bleek ik toch iets bijzonders in mijn handen te hebben - voor in het boek zaten namelijk enkele bidprentjes van de schrijver en diens overlijdensannonce - raar ergens om daar blij van te worden - maar anders vallen mijn emoties niet te omschrijven



in dezelfde antiquariaat trof ik ook nog eens het korte leven van jacques perk door garmt stuiveling aan - om gecompleteerd te worden door de gedichten van pieter bogaers 1805 - 1833 een voor mij compleet onbekende dichter - aan wie ik morgen op mijn blog kort dag nog een artikel zal wijden

in the green tree van alun lewis is de laatste aanwinst in dit rijtje - een verzameling brieven en korte verhalen van deze jonggestorven dichter die zijn waterloo vond gedurende de tweede wereldoorlog

van athur rimbaud vond ik nog een mooi geïllustreerd exemplaar van une saison en enfer - en ben ik uiteindelijk toch overstag gegaan voor het album rimbaud uitgegeven door de biblotheque de la pleiade

het kastje met beat schrijvers werd verrijkt met antechamber & other poems van michael mc clure

verder waren daar nog ik en mijn mensen van dennis gaens - die ik zodirect met hoge verwachtingen maar met een gerust gemoed tot me zal nemen - & het tweede deel van het verzameld werk van sonja prins de gedichten 1921 - 1957



om me uiteindelijk te begeven richting het pand van uitgeverij nieuw amsterdam - voor de boekpresentatie van portret van een onaangepaste van bernard wesseling - en ik was niet de enige - drukte van belang dus & terecht - speeches, voordachten waaronder eus kuiper - altijd een feest om die man te horen - & bernard zelve - bekenden gesproken - even een opdracht in mijn exemplaar laten zetten - die me overigens deugd deed - en daarna weer richting de bus - waarin ik reeds met volle teugen heb zitten genieten van het mij voorgeschotelde portret

dinsdag 21 september 2010

dagnotities

--

er is niets poëtisch
aan vliegtuigen
zei ze

daarentegen

zat er altijd wel
verdomd veel muziek in

& dan nu

een gedicht voor buddy holly

--

je had beter de pont genomen zei ze

--

er werd niet getrouwd

het zouden gewoon meisjes blijven

zonder beloftes maar wel
met een schuld bij de wehkamp

omdat één koelkast
al die liefde niet aan kon

het stond mooi op zo’n memoblaadje

& dat het plakken bleef
als je er niet om vroeg

--

zondag 19 september 2010

dagnotitites

---

je hebt een fijne jeugd gehad

zo vertelt het fotoalbum
dat begint bij vijf

er was geen geld voor een camera
verklaart moeder de gaten in de tijd
wel voor ponykamp & oppas op de vrijdag

dat je al heel vroeg in pyjama op de bank zat
maar zonder shandy dan & paprikachips
maakt vlekken op het plastic aan de binnenkant
van bassies ogen is het in werkelijkheid
helemaal niet zo leuk

& daarna te bed

zonder kruik
zonder verhaaltje

---

opdat het een mooie nacht was


© Gerda Koo



© Nadine Ancher

donderdag 16 september 2010

voor jan arends

via dolorosa

de zoveelste statie
bleek een muur te zijn

alwaar een vermoeide jezus
zijn handafdruk had achtergelaten

dat zou men aan het roelof hartplein
nu ook eens moeten doen jan

& ik geloof

© Jürgen Smit

dichters over dichters

Kwam vandaag bij het ordenen van mijn poëzie bezit een tweetal bloemlezingen tegen waarvan ik even vergeten was dat ik ze bezat, zoals me dat wel vaker overkomt de laatste tijd. Zo ben ik ook reeds aanbeland op het punt dat ik geregeld met nauwelijks in te houden trots een boekje de boekenkamer binnendraag om er spoedig achter te komen dat ik die al bezit, maar dat is weer een ander verhaal.


Beide bloemlezingen, die stammen uit 1986, bevatten gedichten over Nederlandstalige dichters. En meteen begin ik me af te vragen of er na die tijd wel eens een soortgelijke bloemlezing is uitgegeven. Ik bezit het in ieder geval niet en er gaat me ook niet meteen een belletje rinkelen. Wel herinner ik me een dikke bloemlezing (blauw) uit de jaren negentig maar volgens mij was die meer gericht op het schrijven in zijn algemeenheid. Met andere woorden ligt daar volgens mij een stukje poëtisch landschap braak, aangezien er in de afgelopen vijfentwintig jaar nog de nodige dichtbroederlijke odes geschreven zullen zijn. Maar goed, jammer genoeg ga ik daar niet over.


Maar voor de geintresseerde, de onderstaande uitgaves (de eerste verscheen overigens bij uitgeverij Sijthoff) zijn antiquarisch vast nog wel te vinden.






dagnotitites

---

ik heb er weleens over nagedacht
een vervolg te schrijven uit angst
a one poem wonder te zijn

dat ik ’s nachts
in een vlaag van weemoed
de cavia op wilde graven
& oma vond

maar je speelt geen rambo
in de moestuin van opa

sla of geen sla

dat doe je niet

---

woensdag 15 september 2010

bibliotheca Jürgiana



les fleurs du mal / bloemen van het kwaad -vertaald, ingeleid en toegelicht door Menno Wichman - Nachtschade uitgave Amsterdam 1987

dinsdag 14 september 2010

dagnotities

---

glas om lood

er vloog een vogel door het raam
de scherven onherkenbaar haast

een beetje bloed aan de rand
maar dat
zou vanzelf verdwijnen

in soldeersel - ik had

toch minstens een griffioen verwacht
waar jij genoegen nam met een meeuw

zo’n skreeuwende

& nooit aankomen op het strand

---

maandag 13 september 2010

dagnotities

--

de lades
van het dressoir
puilen uit

foto’s
diploma’s
& kindertekeningen

maar nergens vloei

--

recente aanwinsten bibliotheca Jürgiana



Jan van Hengst - De dodo en de fantaserende wetenschap
- 2010, den haag - 16 blz. 17/18 & romeins genummerd

tekst verscheen eerder in archives of natural history 2009 vol. 36 onder de titel : The dodo and scientific fantasies : durable myths of a though bird

zondag 12 september 2010

dagnotities

--

als ik een dichter te gent was geweest
had ik bundels volgeschreven
over de Kongo & afgehakte negerhanden

maar ik woon niet in gent & Indonesië
is duidelijk een ander verhaal

daar woonden nauwelijks negers

--

recente aanwinsten bibliotheca Jürgiana





zaterdag 11 september 2010

dagnotities

---

op een boekenmarkt te P.

vond
vandaag

een bundel
van max croiset

& las

op bladzijde
éénenvijftig

een gedicht
over auschwitz

over mozes
in een gaskamer

& vergat

voor even
waar ik was

dat ik
helemaal
niet joods

er vannacht
geen dromen
zouden zijn

&
rekende af

---

recente aanwinsten bibliotheca Jürgiana



abstrakt (voor W.Hussem)

is dat een stip op mijn ruit
of een vogel
die van de horizon op mij toevliegt

al is het een stip
ik weet dat hij vleugels heeft

© Max Croiset 1959

vrijdag 10 september 2010

"Achilles in the Trench" by Patrick Shaw Stewart (poetry reading)






Patrick Houston Shaw-Stewart (17 August 1888 - 30 December 1917) was a brilliant Eton College and Oxford scholar of the Edwardian era who died on active service as a battalion commander in the Royal Naval Division during the First World War.

His career was one of great academic brilliance, matched by a steely determination to succeed. He came first in the Eton scholarship in 1901, a year after his friend, Ronald Knox, had come first in the same examination. He won the Newcastle scholarship at Eton in 1905. At Oxford, he won the Craven, the Ireland, and the Hertford Scholarships in Classics as well as taking a double first in Classical Moderations in 1908 and Greats in 1910. Elected to a fellowship of All Souls, he instead committed his career to Barings Bank, where he was appointed one of the youngest managing director in the bank's history, in 1913. At this time he became devoted to Lady Diana Manners and became a leading member of her "corrupt coterie," known simply as The Coterie. When war was declared in 1914, he joined the Royal Navy and, serving with Rupert Brooke, played a prominent role in the famed young poet's funeral in Greece. Promoted to lieutenant commander and in temporary command of the Hood Battalion, he was killed on 30 December 1917. He is buried at Metz-en-Couture in the British extension to the communal cemetery.[1]

His fame today stems from one of his poems, today one of the most well-remembered of the war poems of the First World War, which begins:

I saw a man this morning
Who did not wish to die
I ask, and cannot answer,
If otherwise wish I.

The poem was written while Shaw-Stewart waited to be sent to fight at Gallipoli. He was on leave on the island of Imbros, overlooking Hisarlik (the site of the ancient city of Troy), and in the poem, Shaw-Stewart makes numerous references to the Iliad, questioning, "Was it so hard, Achilles / So very hard to die?" In the final stanza he evokes the image of flame-capped Achilles screaming from the Achaean ramparts after the death of Patroclus, and requests that Achilles likewise shout for him during the battle.

(Bron: Wikipedia)

donderdag 9 september 2010

dagnotities

---

zonder suiker

een sticker in het raam
van veronica een schip nog

de verkleedkoffer met blauwe hoed

alles herinnert

aan het aftellen dat begon
met rabarber in griekse yoghurt

gedraaid & niet te vreten

---

woensdag 8 september 2010

dagnotities

---

maar de ijsschots
waarop een oude eskimo
zijn dood tegemoet

smelt die dan niet

de nacht
verraadt te weinig vind ik

zoals jouw hand
zoekend
naar een linkerdij

het zou zomaar
de mijne kunnen zijn

---