maandag 24 maart 2014

Met dank aan de kringloop (1)


Sowieso al moeilijk om een zo fraai vormgegeven boekje te laten liggen, maar toch vooral tot koop overgegaan in verband met de twee onderstaande bladzijden. Een in memoriam voor een jonggestorven dichter.


Johannes Gerardus Bruning wordt als tweede zoon van Gerardus Wilhelmus Bruning en Henriëtte Diedarica Tusschenbroek geboren te Amsterdam op 18 februari 1898. Op 5 oktober 1901 verhuist het gezin, dat inmiddels met drie dochters is uitgebreid, naar Nijmegen, waar moeder volgens het bevolkingsregister pensionhoudster is.

Gerard Bruning is eerst werkzaam op een handelskantoor te Nijmegen, voordat hij overstapt naar de redactie van het dagblad De Gelderlander. Hier moet hij aanvankelijk onder andere rechtbankverslagen schrijven, wat hem overigens totaal niet boeit. Na lang aandringen mag hij van de hoofdredacteur literaire stukken schrijven. Als recensent haalt hij fel uit naar de boeken van Dirk Coster, Top Naeff, J. van Schagen en A. Roland Holst en hij hekelt de vervlakking, vergroving en verdoffing van zijn tijd. Verder schrijft hij in het dagblad De Morgen literaire kritieken, onder het pseudoniem Jos van Hoog, waarin hij meedogenloos te velde trekt tegen alles wat hem in het artistieke leven van katholieken en niet-katholieken onwaarachtig voorkomt. Er spreekt een 'verontrust geweten' uit, tevens de titel die zijn broer Henri Bruning (1900-1983) mee zou geven aan het nagelaten werk, uitgegeven in 1961.

Eind 1921 komt Bruning te Helmond in contact met jonkheer Pieter van de Meer de Walcheren, redacteur van het weekblad De Nieuwe Eeuw, het zogenaamde "rooie blad van Helmond". Die vraagt hem bijdragen te leveren aan de rubriek 'Kunst en Letteren'. Ook aan de tijdschriften Roeping en Katholieke Staatkunde verleent Bruning zijn medewerking.

In maart 1924 verschijnt het eerste nummer van dit tijdschrift, 'De Valbijl', een maandschrift der Katholieke Jongeren'. Behalve door Gerard en Henri Bruning wordt eraan meegewerkt door Frans Schaepman, Jan Seerder, Rob de Wilt en Gerard Wijdeveld. Na drie nummers houdt het blad op te bestaan.

In mei 1926 onderneemt de inmiddels aan tongkanker lijdende Bruning met Hans Klomp een reis naar het pelgrimsoord van La Salette. Door de behandeling van deze vorm van kanker - Bruning moet regelmatig naar Rotterdam waar hij radiuminjecties in tong en keel krijgt - is hij vaak wekenlang doodziek. Twee maanden voor zijn dood schrijft hij aan Pieter van der Meer de Walcheren: '...Mijn wil verzet zich tegen deze nieuwe ontbering; het heeft een spoor getrokken, dat ik niet meer zal kwijt geraken. Wat is de betekenis van dit alles?"

Op 8 oktober 1926 sterft Gerard Bruning omstreeks 14.00 uur, thuis. De requiemmis vindt plaats in de kerk va O.L. Vrouwe Geboorte aan het Mariaplein op dinsdag 12 oktober. Tal van bekende literatoren zijn bij zijn begrafenis aanwezig, waaronder Gerard Knuvelder, Jan Engelman, Albert Helman en Anton van Duinkerken.

Brunnings geschriften werden in nagelaten werk (1927) gebundeld en uitgegeven door zijn broer Henri, met medewerking van Marsman. In 1961 verscheen het eerder genoemde "Verontrust geweten", een nieuwe keuze uit zijn werk, met een door Henri Bruning geschreven verantwoording.

Geen opmerkingen: