woensdag 27 april 2011

Hart Crane : vandaag in sepia

27 april 1932



Hart Crane (geboren op 21 juli 1899 te Garretsville) was de zoon van Clarence A. Crane, een succesvolle zakenman in de zoetwaarindustrie, en van Grace Edna Hart.

In 1916 scheidden Hart Cranes ouders, waarna Crane verder opgroeide in Portage, Trumbull en Cuyahoga County. Gedurende een groot deel van de rest van zijn leven leefde Crane in onmin met zijn vader, die later nog twee keer hertrouwde en tegen wie hij bovendien door zijn moeder werd opgezet. Vanwege de problemen tussen zijn ouders bracht Crane een groot deel van zijn jeugd (de periode 1909-1916) door bij zijn grootmoeder van moederskant. In deze zelfde tijd begon hij zich bezig te houden met literatuur en lyriek.

Op 16-jarige leeftijd schreef Crane zijn eerste gedicht. Hoewel hij de High school niet afmaakte, maakten zijn ouders het mogelijk dat hij zich in New York op een studie ging voorbereiden. Crane was in die tijd in Cleveland al werkzaam als reporter voor The Plain Dealer en als verkoper in een apotheek, terwijl hij in New York als copywriter werkte. In die tijd wisselde hij vaak van woning. Ook woonde hij met vrienden een tijdlang in verschillende boerderijen in het zuiden van Connecticut. Door anderen is hij beschreven als psychisch instabiel en als iemand die zeer snel van stemming kon wisselen. Aan het eind van de jaren '20 werd hij ook een zware alcoholist.

Dankzij een Guggenheim-stipendium kon Hart Crane in de Caraïben en Mexico leven en werken. Zijn inspiratie haalde hij onder meer uit het werk van Walt Whitman, Algernon Swinburne, T.S. Eliot en de Metaphysical poets.

Hij publiceerde uiteindelijk twee gedichtenbundels, White Buildings (1926) en The Bridge (1930), die echter slecht werden ontvangen. Zijn twee bekendst geworden gedichten zijn The Bridge en Voyages, waarin hij zijn ervaringen als homoseksueel in een vijandige omgeving beschrijft.

Op 27 april 1932 pleegde Crane zelfmoord door in de Golf van Mexico van de S.S. Orziba af te springen. Zijn lichaam is nooit gevonden. (bron: wikipedia)



To Brooklyn Bridge
by Hart Crane

How many dawns, chill from his rippling rest
The seagull's wings shall dip and pivot him,
Shedding white rings of tumult, building high
Over the chained bay waters Liberty--

Then, with inviolate curve, forsake our eyes
As apparitional as sails that cross
Some page of figures to be filed away;
--Till elevators drop us from our day . . .

I think of cinemas, panoramic sleights
With multitudes bent toward some flashing scene
Never disclosed, but hastened to again,
Foretold to other eyes on the same screen;

And Thee, across the harbor, silver-paced
As though the sun took step of thee, yet left
Some motion ever unspent in thy stride,--
Implicitly thy freedom staying thee!

Out of some subway scuttle, cell or loft
A bedlamite speeds to thy parapets,
Tilting there momently, shrill shirt ballooning,
A jest falls from the speechless caravan.

Down Wall, from girder into street noon leaks,
A rip-tooth of the sky's acetylene;
All afternoon the cloud-flown derricks turn . . .
Thy cables breathe the North Atlantic still.

And obscure as that heaven of the Jews,
Thy guerdon . . . Accolade thou dost bestow
Of anonymity time cannot raise:
Vibrant reprieve and pardon thou dost show.

O harp and altar, of the fury fused,
(How could mere toil align thy choiring strings!)
Terrific threshold of the prophet's pledge,
Prayer of pariah, and the lover's cry,--

Again the traffic lights that skim thy swift
Unfractioned idiom, immaculate sigh of stars,
Beading thy path--condense eternity:
And we have seen night lifted in thine arms.

Under thy shadow by the piers I waited;
Only in darkness is thy shadow clear.
The City's fiery parcels all undone,
Already snow submerges an iron year . . .

O Sleepless as the river under thee,
Vaulting the sea, the prairies' dreaming sod,
Unto us lowliest sometime sweep, descend
And of the curveship lend a myth to God.

***

Geen opmerkingen: