donderdag 8 augustus 2013

Kibbutznotities (2)


 
De volunteersverblijven waren verreweg van luxe te noemen, maar ik heb ze zonder enig probleem negen maanden lang als zijnde mijn thuis beschouwd. Oké, we sliepen met drie man op een niet al te grote kamer, met meubilair (bed, kast, tafeltje, stoel) waar de nieuwigheid al enige tijd vanaf was, tussen wanden die onder de grafiti zaten en we dienden ons te douchen in een ruimte die levendiger was dan diegene die er gebruik van maakte. Maar zoals we in militaire dienst al riepen : 'lekker belangrijk'. Je had een bed, je had te eten en meer info en indrukken dan je thuis ooit te verwerken zou krijgen. En op de achtergrond hoorde ik mijn grootmoeder al zeggen: 'jongen, wie het minst verwacht, ontvangt het meest'.

Ik zal dan ook nooit die twee meiden uit Londen vergeten, die bij aankomst niet veel anders bij zich hadden dan wat ze doorgaans meesjouwden op hun vakanties naar Lloret de mar of waar ze dan ook gewend waren zich straalbezopen uit te laten …. – maar goed laat ik niet te veel in generalisaties vervallen – dat liet ik toendertijd ook al over aan de kibbutz jeugd, waarover later vast meer. De dames hadden dus duidelijk één of ander zomerkamp in gedachten, terwijl de kibbutz toch echt iets anders voor hen in petto had, waardoor ze uiteindelijk nog geen dag later weer op hun hoge hakjes richting bushalte verdwenen, al had ik ze maar wat graag tussen de koeien of de kippen gezien

Naar mijn idee waren we dus van alle gemakken voorzien. De tegoeden voor de kibbutzwinkels hingen mogelijk niet over, en van de beloofde uitstapjes kwam ook niet altijd iets terecht. Maar het had zeker zijn voordelen om op een kleine, zogenaamde arme kibbutz terecht te komen. Zo hoorde je over de kibbutzim waar meer geld voorhanden was vaak genoeg verhalen dat er nauwelijks naar de volunteers werd omgekeken, wat toch zoiets is als op vakantie gaan naar griekenland, met een geschiedenis van hier tot, en niet verder komen dan het strand, terwijl ik dagelijks de meest uiteenlopende gesprekken had, over hun leven, hun geschiedenis, de politiek, en daarnaast regelmatig bij hen thuis werd uitgenodigd voor de koffie, om mee te eten en voor nog meer verhalen. Dat ik geregeld wat spaargeld aan diende te spreken, bijna 60 uur per week aan het werk was, was in mijn ogen dan ook meer dan verwaarloosbaar

**
vanaf de watertoren
had je zonder twijfel
het beste uitzicht
op de kibbutz

niet dat de werkelijkheid
er opeens
zoveel mooier op werd

maar de afstand
had iets geruststellends

zoals meisjes in de verte
 
**

het zwembad
begreep

hoe de wolken bewogen

& in de schuilkelder
viel een woord

**

Boven de eetzaal (chader ochel in het Hebreeuws & ja wij verlegden regelmatig de klemtoon) bevond zich de Moldairn, een ruimte waar de kibbutzniks na het avondeten vaak bijeenkwamen om een kop koffie te drinken, een spelletje te spelen, magazines (ik denk dat ik aldaar wel tientallen jaargangen van National Geographic heb doorgespit) dan wel kranten te lezen of tv te kijken, om ondertussen de gebeurtenissen van de dag (veelal politiek) te bespreken. De wijze waarop bijvoorbeeld een bomaanslag in Tel-Aviv, Jeruzalem of Haifa gerelativeerd werd, is iets waar ik me altijd over verbaasd heb. Maar dat ik het deels heb overgenomen valt echter niet te ontkennen.



Aangezien wij volunteers daar geregeld bivakkeerden gingen de gesprekken ook vaak in het Engels. Op zich wel gemakkelijk maar dat heeft er ook voor gezorgd dat ik het Hebreeuws of eigenlijk zou ik Ivriet moeten zeggen,  nooit machtig ben geworden. Op enkele woorden en zinnen na, die nu overigens ook al weer grotendeels verdwenen zijn. Zelfs een korte cursus van één van de oudere kibbutz bewoners heeft daar weinig aan bijgedragen, Je sprak het niet – je dacht het niet.

Maar ik zal het altijd een fascinerende taal blijven vinden, en zo nu en dan haal ik het woordenboekje English - Hebrew weer tevoorschijn , al was het maar om het woord relativeren op te zoeken.

**
Op de dag dat ik na mijn tweede verblijf op de kibbutz, weer huiswaarts zou keren, was ik 's morgens nog even in het Dizengoff Center te Tel-Aviv geweest om de nodige cadeautjes in te slaan. Want waarom zou je dat in vredesnaam eerder doen, als je daar ook tot op het laatste moment mee kunt wachten.

Om daarna de bus naar het vliegveld te nemen en aldaar de rest van de dag door te brengen tot mijn vliegtuig tegen de avond zou vertrekken. Niets bijzonders dus. Tot ik de avond daarop vernam dat er die middag nabij datzelfde Dizengoff Center een bom ontploft was. Ik had die afgelopen drie maanden (& tijdens een eerder verblijf) echt wel geleerd om te relativeren, maar dit ging me nou niet bepaald in de koude kleren zitten. Hoewel het volgens mij nog enkele weken geduurd heeft voor ik me echt realiseerde wat er nu precies gebeurt was.

Het zou vervolgens nog enkele jaren duren alvorens één van de slachtoffers van die aanslag wederom mijn pad zou kruizen, toen ik in een boekhandel bij toeval een boek onder ogen kreeg, met de titel : Het lied van Bat-Chen.

 

Het verteld het dramatische verhaal van Bat-Chen Shachak, aan de hand van getuigenissen en het dagboek dat ze vanaf 1991 had bijgehouden, en waarin ze veelal in dichtvorm verslag doet van de Israelische realiteit zoals de golfoorlog, de vredesonderhandelingen en de moord op Yitschak Rabin, en de uitwerking die dat heeft op haar en haar leeftijdsgenoten :

Is het overdreven erover te dromen
veilig te lopen
door de straten van het oude jeruzalem

Het boek eindigt abrupt op 4 maart 1996 wanneer ze op haar verjaardag tezamen met nog twee vriendinnen omkomt bij een bomaanslag te Tel-Aviv. Ze werd vijftien jaar oud.

**



Geen opmerkingen: