In de periode tussen werk en
avondmaal , was er niets zo rustgevend dan je even terug te
trekken op de schuilkelder schuin tegenover ons barak. Met wat
schrijfgerei, een boek en een glas Wodka.
Met als voornaamste doel het ordenen
van de bovenkamer. Wat overigens doorgaans gebeurde door middel van
het neerkalken van de meest oubollige stereotypen & clichés, maar
dat je het kwijt was.
En voor dat je het door had, zat je
weer met grootmoeder in de bijkeuken aardappels te jassen – altijd
van je afsnijden jongen, of wandelde je door het veld op zoek naar
kievitseieren. Ik had hier op één of andere manier overigens weinig
oog voor vogels, of in mijn hoofd een hele vlucht.
**
**
Ik zal daar overigens ook vele
aerogrammen volgekalkt hebben. Een merkwaardige combinatie tussen
brief en envelop, waar het nodige gevouw en gelik aan te pas kwam –
maar dat het gratis was.
Afstand en nabijheid waren sowieso
sleutelwoorden in die dagen, en dagelijks bezocht je dan ook trouw de
postvakjes, die zich in hetzelfde gebouw als de eetzaal bevonden, om te zien of er weer iets voor je binnen was gekomen. Wat
door middel van een ijverige achterban toch geregeld het geval was.
Om vervolgens ergens op een zonovergoten plekje, op je gemak & in korte broek
gehuld, de berichten van het thuisfront & eventueel meegezonden krantenverslagen over het EK allround of de Omloop het
Volk door te lezen.
**
Aangezien de postbezorging richting
Nederland een stuk sneller ging dan andersom, moest je soms even
wachten op de actualiteit, maar dat gevoel was herkenbaar, al
druppelde het “Israëlische” nieuws wel iets sneller binnen,
doordat we 's avonds in de moldairn toegang hadden tot een televisie
& The Jerusalem Post. Eenzijdige berichtgevingen die de volgende
dag door de op de kibbutz werkzame Palestijnen en Arabieren weer van
enige nuancering voorzien werden. En zo komen wereldbeelden tot
stand.
Het was een periode waarin sowieso veel
gebeurde, zoals bomaanslagen te Jeruzalem, Netanya, Ramat Gan of
Haifa – represailles in de Gazastrook en op de Westbank & de reacties die daar dan weer op volgde –
de vredesonderhandelingen – de moord op Rabin etc , etc.
Gebeurtenissen waar
ik overigens weinig over sprak met het thuisfront. Afgezien van de
opmerking dat je daar op de kibbutz allemaal niet zo veel van merkte
en dat je bepaalde plekken in Israël gewoon links liet liggen. Dat
je daar later bij thuiskomst aan de hand van fotomateriaal mogelijk
op terug moest komen, ach, dat heette van later zorg te zijn.
Je kende de plaatsen, je kende de bussen, zoals nummer 18 te Jeruzalem waarmee je meerdere malen tussen de oude stad & het nieuwe centrum had gereisd. Het was allemaal een kwestie van op het juiste moment de verkeerde plaatsen bezoeken. Noem het Israëlisch roulette.
Langs de grote kruispunten van het
Israelische wegennet barstte het vaak van de soldaten, op zoek naar
een lift, die altijd aangeboden werd. Onderweg leerde ik dan ook al snel een
gesprekje met soldaten aan te knopen die dezelfde kant op moesten.
Want hoe je het ook wendde of keerde, personenwagens waren veiliger
dan bussen en passanten met kwaad in de zin bedachten zich doorgaans
wel bij het zien van een soldaat die nooit ergens naartoe ging
zonder zijn vuurwapen.
Een combinatie van dreiging en
veiligheid in één plaatje & het altijd weer heilige midden. Op
de vraag waar ik stond in het Israelisch-Palestijnse conflict was dat
ook steevast mijn antwoord. In het midden, met benen als die van
Zatopek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten