De kibbutz beschikte (qua aantal in
ieder geval) over een behoorlijk wagenpark. Om daar gebruik van te
kunnen maken, moesten de kibbutzniks zich op datum en tijd
inschrijven op een lijst die in het ontmoetingscentrum hing, zodat
een daartoe aangewezen kibbutzgenoot daar een overzichtelijk rooster
uit samen kon stellen. Als volunteers hielden wij dit rooster, met
het oog op onze reisplannen, dan ook nauwgezet in de gaten.
Indien je bijvoorbeeld mee kon rijden
tot Jeruzalem, dan scheelde je dat toch wel de nodige shekels, die je
dan vervolgens in de oude stad weer uit je zak kon laten troggelen,
aangezien afdingen nou niet bepaald één van mijn aangeboren
kwaliteiten bleek te zijn. Nou was ik hier sowieso om er achter te
komen welke dat dan wel waren, maar dat is weer een ander verhaal.
Een nadeel was echter wel dat ze
doorgaans al op een tijdstip vertrokken, dat zelfs de vogels nog
dachten – je zoekt het maar lekker uit. Na een aantal keren door de
wekker geslapen te hebben uiteindelijk toch in Jeruzalem terecht
gekomen.
**
Om bij de klaagmuur te geraken, moest
je eerst langs de soldaten. Een groene zee van adrenaline &
testosteron, met de nodige onderwaterstromingen, die je het beste
weerstond door je maar gewoon mee te laten stromen. Nog een geluk dat
ik de verschillende opmerkingen die in me opkwamen, voor me wist te
houden. Het zou voor de mannen immers geen enkel probleem zijn me
enkele uren bezig te houden. Ik kende de verhalen, zoals ik er vele
kende.
Het mooiste van veel lezen over de plek
waar je naar toe gaat is wel het feit dat je daar rond kunt lopen in
de wetenschap hoe het er vroeger uit heeft gezien. Zo stond het plein
voor de klaagmuur in het verleden vol met ruïnes, behuizingen en
nauwe steegjes. (zie foto)
Dat er voor het toerisme c.q.
veiligheid het nodige gesneuveld is blijf ik eeuwig zonde vinden.
Maar waar geldt dat niet, ik kan geen oud fotoboek van mijn
geboortedorp of de plaats waar ik nu woonachtig ben openslaan zonder
in snikken uit de barsten. Ik kan me daarentegen weer op de knieën
slaan van het lachen indien ik landgenoten hoor over de vele
buitenlanders die ons land binnen komen en hoe dat uiteindelijk zal
leiden tot de ondergang van onze cultuur, ons erfgoed, nou jongens
daar zijn we anders zelf al dik zestig jaar mee bezig.
**
Het ontwaken in Jeruzalem is iets waar
ik nog geregeld met veel plezier aan terug denk. Al was het enkel om
de irritatie van de gezichten van verschillende backpackers, met wie
ik de slaapzaal deelde, af te zien druipen, op het moment dat de
eerste tonen uit de luidsprekers schalde. De geuren, de geluiden, de
mensen waren juist de reden waarom ik zo graag in de oude stad
vertoefde. Het feit dat mensen er voor kiezen om op vakantie te gaan
naar Palestina en dan gaan lopen zeiken over de cultuur die je daar
aantreft. Rot effe lekker op naar je eigen land.
De kleine oppervlakte van de oude stad
zorgde er tevens voor dat je continu in een andere wereld terecht
leek te komen. Zo kwam je van het luidruchtige, geurige, donkere,
nauwe en drukke Arabische deel via één enkel steegje terecht in het
joodse deel, waar de witte gebouwen je bijna verblinde, de wijdheid
je pleinvrees bezorgde, zonder geur, zonder mensen bijna. Om van
daaruit geruisloos de christelijke wijk in te lopen en vervolgens de
Armeense. Ik heb er dagen rondgelopen zonder dat het ook maar één
moment verveelde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten