In de begindagen van de
kibbutz, we schrijven 1949 – 1950 bestond het uit niet veel meer
dan een tentenkamp op een heuvel, aangezien het lager gelegen
moerasland eerst drooggelegd en ontgonnen diende te worden.
In de jaren negentig was
er nauwelijks nog iets te vinden dat aan die beginsituatie deed
denken, op de heuvel & muskieten na dan, en ziektes als moeraskoorts en
malaria waren al lang en breed verleden tijd. De ziekte waar men nog
wel enige angst voor had, werd door één simpele test voor zover
mogelijk in bedwang gehouden - wat de gojem/volunteers betrof in ieder geval .& het water dat resteerde bevond
zich in de verschillende vijvers die rondom de kibbutz verspreid
lagen en waar Karpers en de in Israël bekende Petrusvis gekweekt
werden.
De kibbutz die ik aantrof
was net als de meeste kibbutzim volgens een vast cirkelvormig
bouwplan ontworpen. In het hart lagen de openbare gebouwen zoals het
ontmoetingscentrum (met daarin onder andere de eetzaal, de moldairn),
het kibbutzkantoor (waar de secretaris, de werkplanner etc, werkzaam
waren),het postkantoor, de kibbutz-kroeg, de wasserette, de winkels
etc.
Daaromheen vond je de
woningen van de kibbutzniks, vaak omgeven door grasvelden, paadjes en
tuinen. Terwijl in de buitenste ring de werkplekken zoals de
koeienstallen, de kippenfarm, de fabrieken en de garages te vinden
waren.
Maar de kibbutz die ik
aantrof was daarentegen ook aan de nodige veranderingen onderhevig.
Waar in het begin iedereen op de kibbutz zelf werkzaam was, een
gezamenlijk inkomen genoot, iedereen in de grote eetzaal zijn
maaltijden nuttigde, en de kinderen grotendeels in de op de kibbutz
gevestigde kinderhuizen gebroederlijk c.q. gezusterlijk opgroeide ,
waren er nu verschillende mensen die buiten de kibbutz werkte, die
extra gelden en bezitingen hadden, die meer in hun eigen huis
bivakkeerden, (op veel ouderen na dan - die zich toch nog zoveel mogelijk aan het vertrouwde patroon vast probeerde te klampen), en wat de kinderen betrof ,
die woonde weer gewoon bij hun ouders, hoewel ze nog wel rond hun
vijftiende een eigen (kleine) woning op de kibbutz betrokken, zoals
daarvoor ook al de gewoonte was. Woningen waarin ik meer dan eens
wakker ben geworden met de gedachte, dat het mogelijk wel een
verrijking was geweest als.
**
Op de kibbutz bevond zich
ook een kinderboerderij waarvan ik me eerlijk gezegd alleen de apen
en de pauwen kan herinneren.
De eerste omdat ze er
mijns inziens gewoonweg niet thuishoorde & de tweede omdat ze al
zou je dat willen niet uit het geheugen dan wel van het trommelvlies
te verbannen waren.
Onze barakken lagen toch
een aardig stuk op het zuiden, maar regelmatig werd je opgeschrikt
door het angstaanjagende geschreeuw van deze protserige sirenen, als
het alarm op de eerste maandag van de maand, maar dan korter en mijns
inziens een stuk intenser.
Op één of andere manier
kon ik een verband met het verleden maar niet uit mijn hoofd zetten.
Alsof ze iemand in hadden gehuurd om de opgekropte woede en angst te
uitten. A reminder voor het slapen gaan.
**
Geen opmerkingen:
Een reactie posten